De gouverneur van de provincie WEST-VLAANDEREN
Gelet op art. l28 van de provinciewet van 30 april 1836, op de artikel 1 en 2 van de wet van 6 maart 1818, gewijzigd door de wet van 5 juni 1934, betreffende de straffen uit te spreken tegen de overtreders van algemene verordeningen op te stellen bij provinciale of plaatselijke reglementen;
Gelet op het advies van de dienst waterlopen van de provincie West-Vlaanderen en de Vlaamse Milieumaatschappij van 30 augustus 2019;
Gelet op de expertbeoordeling van de Vlaamse Droogtecommissie van 4 september 2019 en het advies om het captatieverbod te behouden op alle stroomgebieden van ecologisch kwetsbare waterlopen;
Overwegende de meteorologische en hydrologische omstandigheden in West-Vlaanderen;
Overwegende dat de waterkwaliteit in de waterlopen afneemt bij aanhoudende droogte, wat
gezondheidsrisico's voor mens en dier met zich kan meebrengen;
BESLUIT
Artikel 1. Het is verboden water te capteren uit:
- de afgesneden meanders van de Leie en de Schelde in West-Vlaanderen;
- alle onbevaarbare waterlopen in West-Vlaanderen behalve voor de Mandel, de Gaverbeek, de Nieuwe Polder van Blankenberge en de Oostkustpolder.
Uitzondering hierop is het beperkt capteren van water als drinkwater voor het eigen vee dat nog buiten staat en het beperkt capteren van aanmaakwater voor gewasbeschermingsmiddelen.
Artikel 2. Overtredingen op dit politiebesluit worden bestraft met een gevangenisstraf van 8 tot 14 dagen en een geldboete van 26 tot 200 euro (*), of met één van deze straffen alleen.
Artikel 3. Dit besluit geldt vanaf 4 september 2019 en blijft van kracht tot het wordt opgeheven bij politiebesluit.
Dit besluit heft het vorige politiebesluit van 24 juli 2019 betreffende captatieverbod - afgesneden meanders van de Leie en de Schelde en onbevaarbare waterlopen in West-Vlaanderen met uitzondering van de Oostkustpolder en de nieuwe Polder van Blankenberge op.
Brugge, 4 september 2019
De gouverneur van West-Vlaanderen
Carl DECALUWE
(*) Deze bedragen worden vermenigvuldigd met 8, zoals bepaald in de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdécimes op de strafrechterlijke geldboeten.
Gelet op art. l28 van de provinciewet van 30 april 1836, op de artikel 1 en 2 van de wet van 6 maart 1818, gewijzigd door de wet van 5 juni 1934, betreffende de straffen uit te spreken tegen de overtreders van algemene verordeningen op te stellen bij provinciale of plaatselijke reglementen;
Gelet op het advies van de dienst waterlopen van de provincie West-Vlaanderen en de Vlaamse Milieumaatschappij van 30 augustus 2019;
Gelet op de expertbeoordeling van de Vlaamse Droogtecommissie van 4 september 2019 en het advies om het captatieverbod te behouden op alle stroomgebieden van ecologisch kwetsbare waterlopen;
Overwegende de meteorologische en hydrologische omstandigheden in West-Vlaanderen;
Overwegende dat de waterkwaliteit in de waterlopen afneemt bij aanhoudende droogte, wat
gezondheidsrisico's voor mens en dier met zich kan meebrengen;
BESLUIT
Artikel 1. Het is verboden water te capteren uit:
- de afgesneden meanders van de Leie en de Schelde in West-Vlaanderen;
- alle onbevaarbare waterlopen in West-Vlaanderen behalve voor de Mandel, de Gaverbeek, de Nieuwe Polder van Blankenberge en de Oostkustpolder.
Uitzondering hierop is het beperkt capteren van water als drinkwater voor het eigen vee dat nog buiten staat en het beperkt capteren van aanmaakwater voor gewasbeschermingsmiddelen.
Artikel 2. Overtredingen op dit politiebesluit worden bestraft met een gevangenisstraf van 8 tot 14 dagen en een geldboete van 26 tot 200 euro (*), of met één van deze straffen alleen.
Artikel 3. Dit besluit geldt vanaf 4 september 2019 en blijft van kracht tot het wordt opgeheven bij politiebesluit.
Dit besluit heft het vorige politiebesluit van 24 juli 2019 betreffende captatieverbod - afgesneden meanders van de Leie en de Schelde en onbevaarbare waterlopen in West-Vlaanderen met uitzondering van de Oostkustpolder en de nieuwe Polder van Blankenberge op.
Brugge, 4 september 2019
De gouverneur van West-Vlaanderen
Carl DECALUWE
(*) Deze bedragen worden vermenigvuldigd met 8, zoals bepaald in de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdécimes op de strafrechterlijke geldboeten.